Column De Standaard 22.11.16

Tijd voor levenshulp

In onze omgang met de dood doet zich een merkwaardige paradox voor: terwijl veel mensen de dood zo lang mogelijk uitstellen om alles uit het leven te halen, vragen anderen steeds nadrukkelijker om hun leven vroegtijdig te beëindigen.
Laten we even over de Moerdijk kijken om te begrijpen wat er speelt. Half oktober lanceerde de Nederlandse minister van Gezondheid Edith Schippers (VVD) het voorstel dat mensen met een ‘voltooid leven’ wettelijk de mogelijkheid moeten krijgen om hun leven met medicijnen te beëindigen, begeleid door een speciale ‘stervenshulpverlener’. Met opzienbarende noties zoals ‘levensmoeheid’ of ‘lijden aan het leven’ zou dan in de mogelijkheid worden voorzien dat mensen steun krijgen bij hun stervensproces zonder dat we spreken over euthanasie.
Toen ik dit voorstel in deze krant omschreef als een hellend vlak kreeg ik enkele boze reacties, gaande van ‘ik alleen beslis over mijn leven’ tot ‘moeten we dan zelfmoord plegen misschien?’ Vooral dat laatste argument hoor je vaker: de maatschappij moet mensen assisteren bij hun suïcide, zelfs als ze aan geen enkele ziekte lijden. Doet ze dat niet, dan laat ze hen in de steek en kennen ze mogelijk een mensonwaardig levenseinde.
Stel je voor dat al wie levens-moe is de dood op een wet­telijk schoteltje aangeboden krijgt
Moet wie zelfdoding overweegt een wettelijk alternatief aangeboden krijgen om uit het leven te stappen? En waarheen zou dat ons leiden? Dat zijn lastige vragen omdat niemand zomaar wil sterven én we nooit zomaar iemand mogen laten sterven. Uiteraard is suïcide verschrikkelijk en de manier waarop mensen het doen, is bijna altijd traumatiserend voor de omgeving die radeloos achterblijft. Maar moet een overheid zo nodig allerlei juridische faciliteiten voorzien om ons vroegtijdig te laten sterven wanneer we er geen zin meer in hebben? Van pubers die worstelen met diepdonkere gedachten over mensen in een existentiële crisis, tot bejaarden die zich afvragen wat ze hier nog doen. Dat zijn heel wat mensen die ‘lijden aan het leven’.
Eerder dan te voorzien in een stervenshulpbegeleider pleit ik voor een levenshulpbegeleider en voor een overheid die principieel aan de kant van het leven blijft staan. Stel je voor dat al wie levensmoe is de dood op een wettelijk schoteltje krijgt aangeboden. Wie het leven beu is, verdient aandacht en zorg, en een draad om zich aan het leven vast te klampen. De hele (geestelijke) gezondheidszorg vindt er haar bestaansreden in om ons aan deze zijde van het leven te houden. Welke plaats zou die zorg nog innemen indien ze tegelijk moet meegaan in het assisteren bij levensmoeheid? Hoe dan nog mensen in staat stellen zich duurzaam te weren tegen het gevoel dat het leven soms uitzichtloos is en elk perspectief eruit verdwenen?
Natuurlijk zijn er schrijnende situaties van mensen die een uitzichtloos leven leiden, maar de manifeste mogelijkheid van de dood mag niet als een spook in de zorg ronddwalen. We hebben al een duidelijk afgebakende ontsnappingsroute indien het medische verhaal van de zorg volledig is uitverteld. En ook al is ze voor verbetering vatbaar, de wet op euthanasie en de mogelijkheid tot palliatieve sedatie zijn een verworvenheid. Maar alle andere therapeutische middelen dienen ertoe om ons aan het leven te hechten, niet om ervan weg te lopen. Wie bij aanvang van die zorg al een nooduitgang voorziet, maakt het opbouwen van die hechting lastig, zo niet onmogelijk.
Moeten we ons trouwens niet afvragen waar die golf van levensmoeë mensen vandaan komt en waarom we vroegtijdig sterven steeds meer beschouwen als het toppunt van zelfbeschikking? Wat is er zo ondraaglijk aan een leven leiden? Natuurlijk is het leven vaak tragisch en stelt het ons voor enorm zware momenten, maar indien we ervan uitgaan dat het moet ophouden wanneer het niet langer aan onze wensen voldoet, zullen er bijzonder veel vroegtijdige doden vallen.
Is het niet zo dat wie suïcidaal of levensmoe is tegenkanting moet krijgen in de hoop dat we daarmee een mensenleven kunnen redden? Dat betekent vooral niet dat we de hunker naar de dood niet ernstig moeten nemen of dat we paternalistisch moeten doen. Maar net omdat we hem ernstig nemen, kunnen we die hunker alleen maar weigeren en ernaar streven iemand in staat te stellen opnieuw over zichzelf te beschikken.
Een leven is trouwens zoveel meer dan zelfbeschikking alleen: vertrouwen, ontvankelijkheid, hechting, verwondering, toeval of frustratie. Dat zijn allemaal categorieën die tot het leven behoren en ons individuele leven overstijgen. Hoe sterk uitgebouwd de persoonlijke autonomie ook is, we zullen die afhankelijkheid nooit van ons kunnen afschudden. Zelfbeschikking is een kostbaar goed, maar misschien is het leven pas voltooid wanneer er niets anders meer dan dat overblijft? Kortom, we moeten ons met elkaar bemoeien, en dat is maar goed ook.
Ignaas Devisch doceert medische filosofie en ethiek aan de UGent en de Artevelde-hogeschool. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag.

Comments

Popular posts from this blog

Interview De Morgen over 'voorspellende geneeskunde' (De Morgen, 090714, Barbara Debusschere)

Opiniestuk DS (28/11/13) 'De piëdestal van het morele narcisme'