Opiniestuk over afzondering van jongeren en kinderen in de jeugdpsychiatrie
Samen met Prof. Ariane Bazan en Trees Taversier heb ik een stuk geschreven over de zorgwekkende evolutie in de isolatie van kinderen in instellingen voor jeugdpsychiatrie. Het stuk verscheen in de krant De Standaard op 16 december 2015.
Hieronder de integrale versie van het stuk.
Hieronder de integrale versie van het stuk.
EEN GEKWETST KIND
SLUIT JE NIET OP
Als afzondering geen uitzondering meer is
IGNAAS DEVISCH, ARIANE
BAZAN EN TREES TRAVERSIER
Wie? Hoofddocent medische
filosofie en ethiek (UGent), hoogleraar klinische psychologie (ULB) en
psychotherapeute voor kinderen en volwassenen.
Wat? Door het gebruik van
protocollen wordt de mens vergeten die tussen het probleem en de aanpak staat. Geestelijke
gezondheidszorg is geen geneeskunde.
De evolutie dat kinderen
en jongeren steeds vaker worden afgezonderd , is ongezond, schrijven IGNAAS DEVISCH, ARIANE BAZAN en TREES TRAVERSIER. Net op momenten van
crisis moeten die jongeren het gevoel hebben dat iemand hen bijstaat. Isolatie
staat daar haaks op.
Gemiddeld liefst 20 keer per jaar. Zo vaak werd een
minderjarige met een psychiatrisch probleem en een verstandelijke handicap dit
jaar afgezonderd in Vlaanderens enige dienst voor zo’n gecombineerde
problematiek. Dat meldt het Zorginspectieverslag van de bewuste instelling.
Vorig jaar was dat nog gemiddeld 16 keer. Die stijging verontrust. Zo’n
afzondering is immers een drastische ingreep: onder dwang opgenomen worden in
een isolatiecel, op een moment van grote crisis, dat laat zijn sporen na.
Hetzelfde rapport maakt voorts melding van 6
afzonderingen van meer dan 24 uur in 2014, dit jaar waren dat er in de eerste
vijf maanden van 2015 al 4. Het rapport heeft het bovendien over een
onderregistratie van de afzonderingen door ‘tijdsdruk, hectiek en de
traumatiserende werking van het incident’.
Als het personeel al getuigt van een ‘traumatiserende
werking’, wat moet dat dan niet teweegbrengen bij de kinderen zelf?
Vanwaar die evolutie?
Onze vraag is daarom fundamenteel van aard: wat maakt
dat we kinderen met kwetsuren op die manier aanpakken? De praktijken van
eenzame opsluiting tot zelfs opsluiting met fixatie lijken in bepaalde
instellingen dagelijkse kost. Vanwaar die evolutie? Zijn de omstandigheden
veranderd of is de werkdruk toegenomen? Hoe kunnen hulpverleners omgaan met de
eigen gevoelens van onmacht en angsten ten aanzien van heftige emoties zoals
agressie, paniek en hopeloosheid?
De centrale vraag is hoe we kunnen vermijden dat
heftige emoties alle aandacht opeisen, zodat er op het crisismoment zelf geen
aandacht meer is voor het kind en zijn verhaal. Het moet gezegd: kinderen
kunnen bijzonder heftig tekeergaan en daardoor soms een bedreiging vormen voor
zichzelf en de directe omgeving. Sterke emoties maken fundamenteel deel uit van
het klinische werk, maar zijn wel één van de moeilijkste elementen ervan. Bij
hevige emoties moeten de hulpverleners acuut ingrijpen, maar tegelijk het specifieke
kind blijven aanspreken. Pas dan voelt een kind dat de hulpverlener specifiek
op hem reageert. Dat is essentieel om, voorbij de zware emotie, een werkzame
vertrouwensband op te bouwen.
In die zin mag de essentie van een behandeling er niet
in bestaan hevige emoties zo snel mogelijk een halt toe te roepen met
standaardprotocollen of – nog erger – ze te onderdrukken met medicatie of
isolatie. Het probleem ligt zeker niet bij de hulpverleners op het terrein, die
er dag in dag uit staan voor de kinderen en de jongeren. Onderzoek toont dat
vooral de keuze van aanpak doorslaggevend is. Zo’n twintig jaar geleden kwam er
steeds meer druk om, analoog aan de geneeskunde, evidencebased te werken in de
psychosociale gezondheidssector. Dat heeft geleid tot meer geijkte protocollen.
Die protocollen zijn afgestemd op het probleem en niet op de mens. Daardoor
volgt op eenzelfde probleem telkens eenzelfde antwoord. Met de mens die tussen
probleem en aanpak staat, wordt geen rekening gehouden.
Fundamentele omslag
We zijn ervan overtuigd dat het anders kán. Geestelijke
gezondheidszorg is geen geneeskunde en
werkt niet volgens dat principe: elke mens vraagt een aparte aanpak, ook als
het probleem hetzelfde lijkt. Moeten we daarom niet overstappen van een zorgmodel
waarbij het stilleggen van de emotie centraal staat naar een model dat de
behandeling van het kind vooropstelt? Dat is een fundamentele omslag, die in
een latere fase het werk met het kind kan vergemakkelijken. Wat eerst meer
personeel lijkt te vragen, kan er later toe leiden dat er minder nood is aan
controle en personeel.
In Noorwegen is het bij wet verboden jongeren onder de
zestien jaar op te sluiten. Zo wordt het pijnlijkste aspect van een isolatie
vermeden: dat een jongere zich fundamenteel in de steek gelaten voelt op het
ogenblik dat hij de aanwezigheid van een ander het meeste nodig heeft.
Is het niet onze taak na te denken over hoe we een
kinder- en jeugdpsychiatrie kunnen organiseren waarbij op termijn eenzame
opsluiting van jongeren onder de 16 verboden kan worden? Moeten we niet
samenwerken aan een mentaliteitswijziging in de klinische aanpak? Je kan dat
middels vorming doen, door actief te sensibiliseren, maar ook door
isolatieruimtes architecturaal uit de settings te verwijderen. Als zo’n ruimte
aanwezig is, motiveert ze hulpverleners minder om creatief na te denken over
een individuele benadering. De verleiding is dan groter om naar die ‘standaardoplossing’
te grijpen.
Willen we evolueren naar een maatschappij die haar
meest kwetsbare kinderen en jongeren in crisismomenten geeft wat ze nodig
hebben, dan moeten we het debat breed durven voeren. Luister naar de mensen op
het terrein. Diep de spanningen uit waar ze dag in dag uit mee geconfronteerd
worden. Doe het niet pro forma, maar neem hun expertise en ervaringen serieus.
Door de loutere
aanwezigheid van isolatieruimtes is de verleiding groter om naar die ‘standaardoplossing’
te grijpen
Comments
Post a Comment