Opiniestuk over de NIPT-test en hoe keuzes overgaan van rechten tot plichten (De Standaard, 18022015, p. 38)
HOE EEN
RECHT VERVELT TOT EEN SOORT VAN PLICHT
Kiezen doe
je nooit in het luchtledige
IGNAAS
DEVISCH
Wie? Hoofddocent medische
filosofie
en ethiek (UGent).
Wat? Mensen moeten weerbaar genoeg zijn
om existentiële keuzes te maken, ook als die tegen de heersende normen ingaan.
Als een
medische ontwikkeling iets mogelijk maakt, zoals voorspellen of je kind het
syndroom van Down zal hebben en de zwangerschap daarom afbreken, verschuift dat
‘recht op’ met de tijd naar een vage ‘plicht’, waarbij je je moet verantwoorden
waarom je géén gebruik maakt van een mogelijkheid. Van die dynamiek moeten we
ons bewust zijn, vindt IGNAAS DEVISCH.
Er is in
deze krant een zeer relevant debat bezig over de vraag naar
zwangerschapsonderbreking bij kinderen met het syndroom van Down. Na het
pleidooi voor een veralgemeende terugbetaling van de NIPT (niet-invasieve
prenatale test), de bloedtest die het syndroom van Down beter opspoort,
betoogde Jo Lebeer met enige felheid dat we afwijkingen ‘extermineren’
(DS 17
februari)
, en eerder
waarschuwde ook Rik Torfs voor een te verregaande ‘normalisering’
(DS 14
februari)
. Ik deel
hun bezorgdheid, maar wil ook een en ander toevoegen aan de discussie. Ik roep
tegelijk op om een rondetafel hierover te houden, want we zullen de komende
jaren vaak met gelijkaardige dilemma’s te maken krijgen.
Vrijheid
en verantwoordelijkheid
Het debat
over de NIPT is exemplarisch. Onze ‘existentiële actieradius’ wordt groter – en
dat noemen we vrijheid – maar daardoor nemen de morele dilemma’s toe – en dat
heet verantwoordelijkheid. Meer vrijheid vraagt meer verantwoordelijkheid, want
zodra het leven niet langer ons lot is, maar wat we er zelf van maken, valt aan
de plicht om keuzes te maken nauwelijks nog te ontsnappen. Deze keer luidt de
vraag ‘wil ik wel een kind met het syndroom van Down?’; een volgende keer kan
het gaan om erfelijke ziektes, maar de kernvraag blijft dezelfde: hoe kijken we
tegen het leven aan en welke waarde kennen we het toe? Een interessante maar
een moeilijke vraag.
Ik deel de
bekommernis van Lebeer en Torfs: samen met technologische innovaties schuiven
de maatschappelijke normen vaak op, maar dan op een eerder stille, onderhuidse
wijze. Vaak gaat het zo: zodra we iets kunnen, claimen we ons recht erop en dat
in naam van de democratie: een nieuwe test, een ingreep, een duur medicijn,
noem maar op. Het is een terecht pleidooi, maar zodra aan die conditie voldaan
is, durft het ‘recht op’ weleens over te gaan in een vage vorm van ‘plicht
tot’. Daarbij verschuift de verantwoordingsplicht van de samenleving naar het
individu: terwijl de aanbieder (de overheid, centra, bedrijven) zich
aanvankelijk moest verdedigen waarom iemand ergens geen recht zou op hebben
(wegens te duur, of ontoegankelijk), is het daarna vooral aan de individuele
ontvanger om zich te verantwoorden waarom hij er geen gebruik van maakt. Dat
zal ook bij de NIPT het geval zijn, nog los van de vraag of men dan tot abortus
overgaat of niet.
Nu is er
met verantwoording niets mis, maar we moeten oppassen dat in naam van de
individuele autonomie, de maatschappelijke normen niet des te zwaarder
doorwegen op persoonlijke beslissingen. We zijn ons immers vaak niet bewust van
het subtiele spel van sociale druk, terwijl het wel degelijk veel individuele
beslissingen beïnvloedt. Hoe anders te verklaren dat we op vele vlakken vrij
massaal dezelfde ‘individuele’ keuzes maken, van schoonheidsidealen en
lifestyle tot inderdaad existentiële keuzes over leven en dood. Wij
beslissen zelf, maar de samenleving ademt mee.
Van
beugel tot antidepressiva
Die
subtiele druk moeten we erkennen en er rekening mee houden: wat maatschappelijk
minder wordt geaccepteerd, weegt nu eenmaal zwaar door bij individuele
beslissingen. Vele voorbeelden zijn denkbaar: een beugel voor je kind,
medicijnen tegen depressie, niets doen aan je angststoornissen; het zijn zaken
waarvoor we ons moeten verantwoorden, simpelweg omdat de mogelijkheid bestaat
om er iets aan te doen.
Naast het
recht op informatie moeten we daarom ook inzetten op weerbaarheid van
individuen om die keuzes te kunnen maken waarvan we zelf overtuigd zijn,
desnoods tegen de heersende normen in. Het is positief dat de genetische centra
het individu goed informeren en maximale vrijheid geven om te kiezen, maar
daarmee is niet alles gezegd. Zelfs wie geschoold is om keuzes te maken, zal
bijvoorbeeld bij zwangerschapsonderbreking in vertwijfeling verkeren en
terugvallen op normen en waarden die nooit zomaar de zijne zijn. Nogmaals, dat
is op zich niet verkeerd, maar laten we vooral niet doen alsof we allemaal in
splendid isolation onze existentiële overwegingen maken.
Daarnaast
moeten we vooral ophouden om dit soort discussies onder te brengen in een
atmosfeer die het zicht vertroebelt. De eeuwige verwijzing naar het
nationaalsocialisme waaraan ook Lebeer zich bezondigt, is nergens voor nodig.
Er is heus geen ‘massale exterminatie’ aan de gang en indien ouders beslissen
om geen kind met het syndroom van Down te willen, dan hebben ze dat recht.
Klagen omdat de ene keuze (pro Down) onder druk zou staan, valt niet te rijmen
met het diaboliseren van de andere (contra Down). Veel meer dan vroeger kunnen
we kiezen voor levenskwaliteit en dat is een enorme verworvenheid. Het komt
erop aan onszelf klaar te stomen voor alle prangende keuzes die ons de komende
jaren te wachten staan, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau.
Comments
Post a Comment